-
1 zich roeren
шевелиться; перен. активно выступатьсм. тж. roeren* * *гл.общ. восставать, двигаться, волноваться, шевелиться -
2 zich roeren
v. stir -
3 roeren
1 [zo handelen, dat iets omgeroerd wordt] stir♦voorbeelden:1 voortdurend blijven roeren • stir well/continuouslyII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:door elkaar roeren • mix togetherIII 〈wederkerend werkwoord; zich roeren〉♦voorbeelden: -
4 roeren
1 [+ in][zo handelen, dat iets omgeroerd wordt] remuer (qc.)♦voorbeelden:in de modder roeren • remuer la boueII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 [omroeren; in beweging brengen] remuer♦voorbeelden:de sla door elkaar roeren • remuer la saladede soep roeren • mélanger la soupe2 iemand tot tranen toe roeren • toucher qn. jusqu'aux larmesIII 〈wederkerend werkwoord; zich roeren〉1 [zich bewegen] bouger♦voorbeelden: -
5 roeren
(d)см. тж. zich roeren1) трогать; мешать, перемешивать; шевелить2) трогать, умилять* * *гл.общ. мешать, трогать, ворочать, умилять, шевелить, дотрагиваться (aan-до) -
6 zich niet kunnen roeren
zich niet kunnen roeren -
7 zich niet kunnen roeren
zich niet kunnen roerenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > zich niet kunnen roeren
-
8 двигаться
vgener. bewegen, rukken, terugslaan, trekken, varen, zich roeren, schuiven, zich bewegen, zich verroeren -
9 двигаться
vgener. bewegen, rukken, terugslaan, trekken, varen, zich roeren, schuiven, zich bewegen, zich verroeren -
10 шевелиться
vgener. zich roeren, zich verroeren -
11 шевелиться
vgener. zich roeren, zich verroeren -
12 волноваться
v2) liter. gisten -
13 восставать
vgener. opstaan (legen-ïðотèâ), rebelleren, zich roeren, in opstand komen, revolteren -
14 волноваться
v2) liter. gisten -
15 восставать
vgener. opstaan (legen-ïðîòèâ), rebelleren, zich roeren, in opstand komen, revolteren -
16 stir
n. het roeren, het poken; beroering, opwinding; gevangenis--------v. oproeren; oproer veroorzaken; roeren; gevoelens opwekken; rondlopenstir1[ stə:] 〈 zelfstandig naamwoord〉2 beroering ⇒ opwinding, sensatie♦voorbeelden:————————stir2〈 stirred〉♦voorbeelden:1 don't stir! • beweeg niet!II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:1 stir oneself • in beweging komen, actief wordenstir the fire • het vuur oppoken/opporren -
17 fatiguer
fatiguer [faatiegee]1 moe worden ⇒ veel te dragen hebben, zwaar belast zijn♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉2 vervelen ⇒ lastig vallen, storen3 verslijten ⇒ afdragen, uitputten♦voorbeelden:1 zich vermoeien ⇒ moe worden, zich inspannen♦voorbeelden:il se fatigue vite • hij wordt gauw moeil n'aime pas se fatiguer • hij is liever lui dan moene te fatigue pas • maak je niet druk1. v1) moe worden2) vermoeien3) storen4) verslijten, afdragen2. se fatiguerv -
18 rühren
rühren♦voorbeelden:3 rühre nicht daran! • laat dat rusten!II 〈 overgankelijk werkwoord〉3 (ont)roeren ⇒ vertederen, aandoen♦voorbeelden:〈informeel; eufemistisch〉 ein menschliches Rühren verspüren • (a) (nodig) naar het toilet moeten; (b) honger hebben♦voorbeelden:sich nicht vom Fleck rühren • geen voet verzettensich rühren und regen • heel actief zijn〈 leger〉 rührt euch! • op de plaats rust! -
19 mêler
-
20 tourner
tourner [toernee]3 veranderen ⇒ een loop, wending nemen♦voorbeelden:faire tourner un disque • een plaat draaienfaire tourner une usine • een fabriek draaiende houdenfaire tourner la tête • duizelig makenfaire tourner les tables • de tafels doen dansenla tête lui tourne • het duizelt hem, hij is duizeligqu'est-ce qui ne tourne pas rond? • wat schort er aan?tourner rond • goed lopen, goed draaientourner autour d' une femme • een vrouw proberen te versierenla conversation tournait autour de la crise économique • het gesprek had de economische crisis tot onderwerptourner à droite, sur sa droite • rechtsaf slaantourner dans une rue • een straat inslaan3 tourner mal • een verkeerde wending nemen, slecht aflopenelle a mal tourné • ze is op het verkeerde pad geraaktla discussion tourne à la violence • de discussie loopt uit op gewelddadighedenle temps tourne au beau • het wordt mooier weer4 silence, on tourne • stilte, opnameII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 draaien ⇒ omdraaien, bewerken2 roeren4 richten ⇒ wenden, draaien♦voorbeelden:1 〈 figuurlijk〉 tourner et retourner un problème dans sa tête • een probleem van alle kanten bekijken2 zich richten ⇒ zich wenden, zich keren♦voorbeelden:1. v1) draaien5) zuur worden [melk]6) roeren7) omslaan [bladzijde]8) richten9) om [iets] heen lopen10) omzeilen2. se tournerv2) zich richten
- 1
- 2
См. также в других словарях:
Geld — 1. Ach, nun fällt mi all mîn klên Geld bî. (Brandenburg.) Ein Ausruf, der häufig erfolgt, wenn jemand durch irgendeinen Umstand an etwas erinnert wird, was er hätte thun sollen, aber bisher zu thun vergessen hat. 2. All wîr1 Geld, dat et Wîf nig… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon